Reserveband in Ruste

Vandaag. Een dag voor ons vertrek naar Spanje. Ik ga nog even met de auto op pad. Nog even tanken en zorgen dat we vannacht, op weg naar Schiphol, niet voor verrassingen en zonder brandstof komen te staan.
Nadat ik getankt heb, doe ik nog even de snelweg. Even blazen. Terwijl ik dat doe, denk ik aan het verhaal van Vera op Tender Feelings. Let op: geen middenvingertjes toestanden!
Het valt allemaal wel mee, want het is zondag en ik ben niet zo’n type: bumperen bij een dame. Het is niet echt druk. Honderdveertig. Zou dat wel lukken? Die ouwe opa kan het nog steeds.
Opa, mijn Chevy van negenentwintig jaar oud, mag je eigenlijk niet overbelasten. Rustig warm laten draaien en met honderd kilometer per uur mijlen laten vreten, is geen probleem. Maar een kick down of planken naar de honderdveertig is niet bepaald verstandig. Helaas kom ik daar tien minuten later ook weer achter. Nadat ik een lap snelweg heb afgelegd, rijd ik nog even richting het bos. Nog even ‘uitblazen’. Bij het stoplicht en passant een japanse wannabe SUV eruit getrokken. Als eerste kom ik bij het kruispunt van het begin van het bos en hoor ineens een onbestendig geluid. Meteen doe ik de radio uit. Misschien kan ik het geluid dan beter lokaliseren. Het lijkt een helikopter. Terwijl ik omhoog kijk en zoek naar de roterende herrieschopper, laat ik het gas een beetje los en valt me op dat met het teruglopen van mijn snelheid de kracht van het irritante geluid in gelijke mate afneemt. Het is de auto!

Gatverdamme. Ik stuur meteen naar links, een zijweg in. De weg naar mijn eigen bospaadje. Ik zet de auto aan de kant en loop ongerust om de auto heen naar de plek waar ik denk dat het geluid vandaan kwam. Ja hoor. De band rechtsachter. Zo plat als wat. Een lekke band. Niet nu! Neeeheee. Ik wil dit niet. Ik wil gewoon naar huis. Rustig de spulletjes pakken voor de reis van morgen. Als een robot pak ik de krik, de sleutel om de moeren er af te draaien en de reserveband. Gelukkig, die is nog goed en hard. Al krikkend kom ik erachter dat deze europese krik nooit het niveau kan halen van mijn amerikaanse bolide en ik vrees het ergste. Ik krijg de auto wel omhoog, maar nooit hoog genoeg om er weer een volle band omheen te plaatsen. Deze lekke moet er in ieder geval eerst vanaf. Nadat ik de moeren los heb gedraaid en aan de band probeer te rukken, merk ik dat er geen enkele beweging in zit. De moerloze band zit moervast. Nee hè. Er zit niets anders op dan mijn vrienden van de ANWB te bellen. Je snapt het wel. Voor iemand met een oldtimer is de ANWB je grootste vriend.

Terwijl ik zit te wachten in het zonnetje besluit ik er een kwaliteitsmoment van te maken. Niet te balen. Niet boos te zijn. Gewoon genieten van de bomen, de zon, het briesje langs mijn armen. Ik kijk een beetje om me heen en word helemaal rustig. Vriendelijke mensen op de fiets vragen verrassend of het allemaal wel lukt. Met een bijna gelukzalige blik laat ik ze weten dat het allemaal ooit wel goed komt. Voor dat ik het weet komt de onvermijdelijke, gele auto met mijn vriend aanrijden. Een bijzonder aardige man komt naar buiten en geeft me de hand. Ik zeg nog dat ik vieze handen heb, maar daar deinst mijn maatje niet voor terug. Samen klaren we het klusje. Met hamer, profi-krik en goede wil beuken we de velg van de as. Daarna is het een makkie. Voordat ik het weet ben ik weer aan het rijden, op weg naar huis. Naar mijn voorbereidingen, de drukte, de dag. Vlak voordat ik weer terug ben bij het gevreesde kruispunt van weleer, zie ik op de weg een enorme spijker liggen. Eventjes twijfel ik en stuur als een bezetene op het scherpe voorwerp af. Net op het moment dat ik de spijker zou gaan raken, bedenk ik me. “Nee, nu niet. Niet handig. Geen goed moment”. Ik stuur de auto gauw weer op het rechte pad. “Nee, eerst een nieuwe reserveband…… Je kunt ook overdrijven”.

Plaats een reactie