Leven

Koud en stil, de zon die maar niet komen wil
Regen en wind, natuurlijke grillen, ’t is kil
Onheilspellend is het weerbericht
Het is niet te verwonderen dat ik liefst in mijn zetel ligt
Overpeinzend en mijmerend ja zelfs filosoferen
Zoeken naar de doelstelling, de zin van het leven
Het mogen en kunnen leven is op zich al een zegen
Maar toegegeven, het valt soms erg tegen.

Op zo een negatief moment komen de vele vragen
Als ik tel kom ik aan veel meer dan de bijbelse plagen
Geen sprinkhanenplaag of hongersnood
Maar ziekte en tegenslagen, afzien en dood.

Dat kan toch niet de bedoeling zijn
Een hindernissenparcours als levenslijn
Het kan toch niet “het” leven zijn
Of komt het beste nog zoals de canaanse wijn?

Na regen komt zonneschijn, na wenen het lachen
Een gebedje en iets van je dag maken, te betrachten
De mooie dingen van het leven te zien
Opgewekt en blij, gesteund door een vriend,

Leven is geven, veel liefde krijgen en er nog meer geven
Leven is geloven, intens geloven zonder te eisen of te beloven
Leven is hopen, met Gods hulp dit leven te aanvaarden en te doorlopen
Leven is het beste geven van jezelf ,tot de eindstreep, zonder vrees,voor het oordeel!

Een Afscheid en een Heet Begin

“Ok, leuk. Laten we dat doen”, zegt Maarten. “Ik weet wel een leuke tent. Grand café-achtig”, stelt David gematigd enthousiast voor. Ze hebben elkaar al zo lang niet gezien. Maarten woont toch gauw anderhalf uur rijden hier vandaan en was vooral erg druk met zijn baan, zijn vrouw, tja gewoon met zijn leven. Wat dat betreft leeft David nog steeds als een student. Die eeuwige student. Op een kamertje, drie bij vijf, een gedeelde badkamer, smerige wc en dito keuken. Schoonmaakrooster aan de muur. Dat is dan ook het enige feitelijke wat er van het schoonmaakrooster terecht is gekomen; het schoonmaakrooster zelf.
Enfin, na elkaar zeker twee jaar niet gezien te hebben, had Maarten zomaar opgebeld. Of hij langs kon komen. Dat was op zich al vrij ongebruikelijk. Maarten was over het algemeen iemand die een tijd lang moest wikken en wegen, roeren en kneden, voordat hij uiteindelijk de afspraak aanging. Nee, dit keer moest hij subiet, meteen à la minute langskomen. En zo waren we daar aan het begin van dit verhaal aangekomen.
Zonder al te veel woorden vuil te maken vertrekken ze naar de stad. Uit de bedompte, veel te warme kamer van David. Het is buiten al zo warm. Laat staan in een dichtbevolkt, zweterig studentenhuis. Achterop bij David. Dat was lang geleden. Talrijke, smakelijke herinneringen schieten door Maarten’s hoofd. Lang geleden samen op een fiets. Lekker uitgaan. Gek doen. Het maakte allemaal niet uit. Flessen wijn jatten uit de supermarkt en meenemen naar de kroeg. Akelige valpartijen in het holst van de nacht. Geweest. Seen it, done it, been there.

Na tien minuten komen ze aan bij een zeer chique uitziende gelegenheid. Een rode loper voor de deur en gouden pilaren on the side. Nou nou, kosten nog moeite gespaard. Blijkbaar dè hippe tent van dit moment. (lekkere slogan trouwens).
Als je binnenkomt zie je nog meer goud. Althans, de kleur goud. Voor wat voor goud door zou moeten gaan. Een grote heldere ruimte met perfect uitgebalanceerd kunstlicht. Warm licht. Als een bruine kroeg in een concertzaal. Pub in pub, zou de snelle marketeer opmerken.

Maarten en David houden het simpel en nemen plaats aan de bar. Gelukkig, er staan ook nog gewone, ouderwetse barkrukken. De d.j. draait fijne, rustige plaatjes. Lekker warm draaien voor de nacht.
Met twee pinten in het vooruitzicht zegt David: “Nou kom maar op. Wat is er?” Maarten kijkt hem enigszins ongemakkelijk aan, wil eerst nog een standaard wedervraag stellen in de trant van: “ Uuh, wat bedoel je?”, maar begrijpt op hetzelfde moment dat dat bij David absoluut geen zin heeft. “Nou..?” gaat David verder. “Luister; je kunt tegen mij alles zeggen. Dat weet je”. “Jaja, ik weet het”, antwoord Maarten geïrriteerd, zich realiserend dat de irritatie eigenlijk voor hem zelf bedoeld is. “Alice en ik zijn uit elkaar”. “Wat?”, roept David met iets te veel geluid. “Dat is wel het laatste” en hij wordt al weer onderbroken door Maarten. “Ja. Het is zo. Ze heeft iemand anders ontmoet en wilde daarom niet meer verder. Ze voelt voor hem allerlei dingen die ze bij mij nog nooit gevoeld heeft. Tja, wat moet je dan nog zeggen”. Op het moment dat hij het woordje “zeggen” heeft uitgesproken kijkt hij op zij, naar links en ziet aan een tafeltje, drie meter verder, twee vrouwen zitten. Eigenlijk ziet hij er maar één; die ene aan de rechterkant van het tafeltje. Een vrouw, een meisje (een mooie vrouw blijft volgens mij ook altijd een beetje een meisje) met donkerbruin haar, grote bruine ogen, een wit jurkje van een fijne zachte stof met grote roze rozen en hier en daar een spriet. Zij is zo betoverend dat Maarten in eerste instantie David niet hoort praten. “Jeetje Maarten dat is klote”. “Maarten hoor je me? Waar ben je ineens met je gedachten man”. David voelt zich bij dit zware onderwerp van zijn vriend niet echt serieus genomen en kijkt naar de plek waar de ogen van zijn gesprekspartner op zijn gericht. “Ah Maart, zo te zien ben je al flink aan het afkicken van Alice. Tjonge jonge, leg het er nog dikker op!”. David begint een beetje te lachen. Opgelucht dat de zware storm die even boven de avond hing nu tijdelijk wordt doorbroken door een hogedruk gebied.
“Sorry hoor”, zegt Maarten. “Lieve hemel, wat is ze mooi he?”. Zonder daadwerkelijk op een antwoord van David te wachten kijkt hij wederom naar de vrouw. Zij kijkt ook naar hem. Het is de ‘two-way street of love’ die hier ter plekke wordt geplaveid. Maarten herpakt zich en pretendeert het gesprek met David weer volledig geconcentreerd te kunnen voeren. Dit toneelspel gaat hem aardig af en David is na een half uur het hogedruk gebied en de brunette al lang weer vergeten.
Maarten vertelt de gehele recente geschiedenis. Over Alice, hun leven, zijn werk, de ingeslopen blindheid en de uitgedoofde kaars. Hij is het zat om domweg te leven en niet te voelen hoe het zou kunnen zijn. Om domweg te werken en niet te weten hoe het daadwerkelijk is. Om domweg te vrijen en niet te beseffen hoe het ooit was.
Ondertussen zoeken Maarten’s ogen, in ieder onbewaakt ogenblik, de ogen van het meisje. Als David wederom een biertje besteld, kijkt hij naar haar. Onbeschaamd en opvallend. Haar haar glanst in het kunstlicht en het goud van de muren lijkt over te gaan in de poriën van haar huid. Zijn ogen dalen af naar haar bruine, sensuele nek. Een blote, ronde schouder eveneens glanzend in het schaarse licht. Door haar jurk leest hij de vormen van haar borsten. “God bestaat wel!”, schiet er door zijn hoofd en de rode kleur op zijn wangen verraad de opwinding van zijn zijn. Ook zij, het meisje, de vrouw, kan haar ogen nauwelijks van hem afwenden en met haar tong maakt zo nog een keer haar lippen nat. Warm en broeierig is het. De muziek gaat harder en harder en de eerste maten van Baby Love komen voorbij. Mothers Finest. The finest there is. Als je het over heet hebt, is dit de overtreffende trap. De muziek zweept hem nog meer op. Gitaren gillen. De zangeres gaat over the top. Don’t stop!

Uiteindelijk is het David gelukt om nog twee biertjes te bemachtigen. Op het moment dat zij nog maar eens proosten op het goede leven en al dat nog mag zijn, ziet David een bekende. “Hey” roept David naar de persoon in kwestie en excuseert zich even bij zijn vriend. “Maakt niet uit” zegt Maarten. “Ik moet toch even naar de wc”. Terwijl David wegloopt, staat Maarten op en kijkt indringend naar het meisje. Hij loopt langzaam, bijna swingend in de maat van Baby Love langs haar tafeltje en laat haar blik geen seconde meer los. Als een onzichtbare draad tussen hen verbonden, trekt hij haar mee, achter hem aan naar beneden, de kelder in, naar het domein der toiletten.
Zijn hart bonkt in zijn keel. “Wat nu?”. Dit heeft hij nog nooit meegemaakt. Geen referentiekader. “Nu kun je niet niks doen”, denkt hij in een flits. Beneden aangekomen gaat hij naar de voormalige sigarettenautomaat en gaat er vlak achter staan, tegen de muur. Zij loopt rechtstreeks naar hem toe. Hij leunt tegen de muur, quasi ontspannen, legt ook zijn hoofd tegen de muur en sluit zijn ogen. Deze droom mag nu niet overgaan. Ze vleit zich tegen hem aan en ze beginnen hartstochtelijk te zoenen. Het lijkt wel of het wereldrecord ‘elkaar zo snel mogelijk op zo veel mogelijk plekjes zoenen’ zojuist is begonnen. Ze zijn onhoudbaar. De wereld om hen heen vervaagt in een onbelangrijk oord van onwetenden. Alleen zij, hun lippen, hun handen, hun lijfen tegen elkaar en Mothers Finest die hen begeleid en bedwelmt.

Zijn handen gaan onhandig door haar lange, bruine haren, langs haar rug, over haar billen. Zijde. Het lijkt wel zijde. De jurk is zo zacht. Hij voelt er dwars doorheen. De vorm van haar borsten, het landschap van haar verukkelijke lijf. Terwijl hun geur en zweet zich net beginnen te vermengen, komt er iemand aan. Met een aardbeving voor twee mensen worden ze teruggeworpen in het nu. Geschrokken en verward gaat Maarten naar het herentoilet. Op de wc trilt hij nog minstens vijf minuten na voordat hij eindelijk kan gaan plassen. Het benodigde lichaamsdeel was immers nog even door een andere taak geoccupeerd.
Gelukzaligheid, schaamte en euforie wisselen elkaar af. “Wat nu”, denkt ie. “Wat moet ik nu tegen haar zeggen?” “Ik weet geeneens hoe ze heet”. Als hij uiteindelijk wat rustiger is geworden en zich op het herentoilet voldoende heeft vermand, gaat ie met zijn handen, cool strijkend door zijn haar, weer naar boven. Mothers Finest is allang weer afgelost door een ander, minder heftig plaatje en de rust lijkt wedergekeerd in het gouden paleis der spijzen.

Als hij boven komt ziet hij haar niet meer. Het tafeltje is leeg. Ze is weg, net als haar vriendin. David loopt naar Maarten toe. “Waar bleef je nou man? Ik kon je nergens vinden. Wat is er gebeurd?”. Maarten kijkt hem een paar seconden aan en vraagt: “Waar is ze? Waar is ze heen gegaan?”. “Wie?”, vraagt David. “Wie bedoel je nou?”. Maarten loopt naar het tafeltje. “Zij, dat meisje die hier zat. Waar is ze naar toe gegaan?”. “Weet ik veel”, antwoord David. “Vertel me liever waar jij uithing”. Maarten loopt verslagen naar zijn plek aan de bar en neemt een grote slok van zijn pils. Als hij zijn glas neerzet komt de barman naar hem toe. “Hier” zegt de bartender gevoelig. “Ik moest je dit geven van die vrouw die daar zat”. En hij wijst naar de plek aan het tafeltje.
Het is een bierviltje met een telefoonnummer en de tekst: “Bel me, ik heb alle platen van Mothers Finest thuis….meer dan tien uur muziek. Lijkt me beter dan tien seconden op het toilet van de kroeg?”.
Maarten begint te stralen en geeft licht. Hij loopt naar David en geeft hem een dikke kus op zijn wangen. “Kom op man. We gaan hier weg. Ik weet een veel hetere, uh betere tent”. “En ze leefden nog lang en gelukkig”, zei Freud.

Time

The way the world moves
turning round and around
never stopping for a pause

Suddenly you and I stood still in time
And as the world moved on
I was caught in grieve and anger
I couldn’t free myself from these emotions

As time progressed I finally understood
you are just another side of me
And it was then I found the strength
to carry on without you

Healing Spirit

Dedicated to Luis Cunera, my true love

Reserveband in Ruste

Vandaag. Een dag voor ons vertrek naar Spanje. Ik ga nog even met de auto op pad. Nog even tanken en zorgen dat we vannacht, op weg naar Schiphol, niet voor verrassingen en zonder brandstof komen te staan.
Nadat ik getankt heb, doe ik nog even de snelweg. Even blazen. Terwijl ik dat doe, denk ik aan het verhaal van Vera op Tender Feelings. Let op: geen middenvingertjes toestanden!
Het valt allemaal wel mee, want het is zondag en ik ben niet zo’n type: bumperen bij een dame. Het is niet echt druk. Honderdveertig. Zou dat wel lukken? Die ouwe opa kan het nog steeds.
Opa, mijn Chevy van negenentwintig jaar oud, mag je eigenlijk niet overbelasten. Rustig warm laten draaien en met honderd kilometer per uur mijlen laten vreten, is geen probleem. Maar een kick down of planken naar de honderdveertig is niet bepaald verstandig. Helaas kom ik daar tien minuten later ook weer achter. Nadat ik een lap snelweg heb afgelegd, rijd ik nog even richting het bos. Nog even ‘uitblazen’. Bij het stoplicht en passant een japanse wannabe SUV eruit getrokken. Als eerste kom ik bij het kruispunt van het begin van het bos en hoor ineens een onbestendig geluid. Meteen doe ik de radio uit. Misschien kan ik het geluid dan beter lokaliseren. Het lijkt een helikopter. Terwijl ik omhoog kijk en zoek naar de roterende herrieschopper, laat ik het gas een beetje los en valt me op dat met het teruglopen van mijn snelheid de kracht van het irritante geluid in gelijke mate afneemt. Het is de auto!

Gatverdamme. Ik stuur meteen naar links, een zijweg in. De weg naar mijn eigen bospaadje. Ik zet de auto aan de kant en loop ongerust om de auto heen naar de plek waar ik denk dat het geluid vandaan kwam. Ja hoor. De band rechtsachter. Zo plat als wat. Een lekke band. Niet nu! Neeeheee. Ik wil dit niet. Ik wil gewoon naar huis. Rustig de spulletjes pakken voor de reis van morgen. Als een robot pak ik de krik, de sleutel om de moeren er af te draaien en de reserveband. Gelukkig, die is nog goed en hard. Al krikkend kom ik erachter dat deze europese krik nooit het niveau kan halen van mijn amerikaanse bolide en ik vrees het ergste. Ik krijg de auto wel omhoog, maar nooit hoog genoeg om er weer een volle band omheen te plaatsen. Deze lekke moet er in ieder geval eerst vanaf. Nadat ik de moeren los heb gedraaid en aan de band probeer te rukken, merk ik dat er geen enkele beweging in zit. De moerloze band zit moervast. Nee hè. Er zit niets anders op dan mijn vrienden van de ANWB te bellen. Je snapt het wel. Voor iemand met een oldtimer is de ANWB je grootste vriend.

Terwijl ik zit te wachten in het zonnetje besluit ik er een kwaliteitsmoment van te maken. Niet te balen. Niet boos te zijn. Gewoon genieten van de bomen, de zon, het briesje langs mijn armen. Ik kijk een beetje om me heen en word helemaal rustig. Vriendelijke mensen op de fiets vragen verrassend of het allemaal wel lukt. Met een bijna gelukzalige blik laat ik ze weten dat het allemaal ooit wel goed komt. Voor dat ik het weet komt de onvermijdelijke, gele auto met mijn vriend aanrijden. Een bijzonder aardige man komt naar buiten en geeft me de hand. Ik zeg nog dat ik vieze handen heb, maar daar deinst mijn maatje niet voor terug. Samen klaren we het klusje. Met hamer, profi-krik en goede wil beuken we de velg van de as. Daarna is het een makkie. Voordat ik het weet ben ik weer aan het rijden, op weg naar huis. Naar mijn voorbereidingen, de drukte, de dag. Vlak voordat ik weer terug ben bij het gevreesde kruispunt van weleer, zie ik op de weg een enorme spijker liggen. Eventjes twijfel ik en stuur als een bezetene op het scherpe voorwerp af. Net op het moment dat ik de spijker zou gaan raken, bedenk ik me. “Nee, nu niet. Niet handig. Geen goed moment”. Ik stuur de auto gauw weer op het rechte pad. “Nee, eerst een nieuwe reserveband…… Je kunt ook overdrijven”.

Un Bokito Mas

Het kan haast niemand ontgaan zijn. Er is vorige week in Diergaarde Blijdorp een gorilla ontsnapt. Iets wat vele gorilla kenners niet voor mogelijk hadden gehouden is toch gebeurd, een volwassen zilverrug is over 4 meter water gesprongen. Althans, niet geheel over het water, maar precies zo ver dat hij zich aan de kant kon vastklampen en aan land kon gaan. Hij deed dit met maar één doel: om een vrouw, die hem al geruime tijd regelmatig van zeer dichtbij zit aan te gapen, na te apen en naar hem zit te lachen, even op haar plaats te zetten. Die drang was blijkbaar zo groot dat de gorilla, Bokito genaamd, meteen alle records verspringen voor apen heeft verbroken.

De vrouw is zeer ernstig gewond geraakt en ligt, voor zover ik weet, nog steeds in het ziekenhuis te herstellen van meer dan honderd beten en verwondingen. Afschuwelijk natuurlijk.
Dan begint de meeste consternatie; de dierentuin wordt aansprakelijk gesteld. De dierentuin moet er maar voor zorgen dat Bokito niet uit kan breken, zelfs al wist geen enkele wetenschappelijk onderlegde apenkenner op de wereld, dat een gorilla over zo’n afstand het water, wat hij zo verafschuwt, zou trotseren. Nee, het dierenpark is verantwoordelijk.

En dat is nu meteen mijn vraag van de week. Waar ligt, welke verantwoordelijkheid en van wie? Waar begint die voor u en waar eindigt die voor een ander? Of andersom.
Je zou namelijk ook kunnen zeggen dat je als je zo uitzonderlijk veel interesse in een gorilla hebt, die je drie dagen per week bezoekt, waarvan je denkt dat hij een band met je heeft en waarvan je denkt dat je hem zo goed kent, als je dat dan hebt, zou je je ook eens kunnen gaan verdiepen in het gedrag van de gorilla in het algemeen. Je zult er dan gauw genoeg achter komen dat een gorilla niet lacht. Dat, als een gorilla zijn tanden laat zien dat een teken van dominantie is en geen vriendelijk gebaar. Dat een gorilla, net als vele andere wilde dieren, het intimiderend vindt als je hem de hele tijd aankijkt. Mensen vinden dat overigens ook niet leuk. Ik heb het wel eens uitgeprobeerd. Geen goed idee.

Misschien ben je wel het slachtoffer van de sigarettenfabrikant die de mensheid in den beginne nog niet wees op de gevaren van roken. Dat je het veelvuldig ophoesten van zwarte kwatten in de ochtend niet verontrustend vond. Dat je het normaal vond dat je kortademig was of een constante grauwe uitdrukking op je gezicht met je meedroeg. Misschien was jij dat wel.

Het zou ook kunnen zijn dat je in de straat woont waar de Postcodeloterijkanjer is gevallen en alle mensen, behalve jij, een prijs hebben gewonnen. En jij de organisatie van de Postcodeloterij aanklaagt, omdat je vindt dat je, aangezien je je nooit had opgegeven voor de loterij, veel emotionele schade hebt ondervonden door het verlies. Dat had je natuurlijk vooraf nooit kunnen bedenken. Dat uitgerekend in jouw straat de kanjer valt en dat uitgerekend al die straatgenoten, waarvan jij jarenlang dacht dat ze hun geld verspilden aan loterijen, worden bedolven onder de euro’s. Dat je misschien beter vooraf de Postcodeloterij had kunnen aanvallen op hun negatieve campagne jegens niet-participanten. Dat het een beetje flauw is om pas te klagen als er een prijs is gevallen. Misschien ben jij dat wel

Natuurlijk moet Diergaarde Blijdorp zorgen dat het beest niet kan ontsnappen en dat er gedegen informatie aan het apenhok hangt.
Natuurlijk had de tabaksindustrie moeten weten dat, waar rook is doorgaans ook vuur placht te zijn, toen bleek dat de gezondheid, bewijsbaar beschadigd werd door roken.
Natuurlijk is het niet aardig van de Postcodeloterij om mensen die niet mee willen doen af te schilderen als losers, ook al blijken ze dat dan soms uiteindelijk toch wel weer te zijn. Natuurlijk. Zeker. Het is niet aardig. Het is niet leuk. Het zou niet mogen mogen. Jij kunt er immers niets aan doen. Jouw verantwoordelijk gaat net zo ver als dat die jou past. Als een jas die te klein is. Lastig. Zit niet lekker.
Ik zou zeggen: Neemt allen de verantwoordelijkheid die je verdient, toekomt, aankunt of kunt veroorloven zolang je het voor jezelf maar kunt verantwoorden.

Uuhm….doe mij maar ‘un Bokito mas’.

Waar is die ene euro gebleven ?

Drie vrienden gaan naar een hotel en nemen een kamer voor € 30,-.
Ze betalen elk € 10,- aan de hotelmanager en gaan naar hun kamer.
De hotelmanager beseft ineens dat het woensdag is; dan geldt er een korting van € 5,- dus kost een kamer maar € 25,-.
Hij stuurt een kamermeisje naar boven om de € 5,- aan de vrienden terug te geven.
Zij heeft echter geen idee hoe dat in drie te delen dus steekt ze € 2,- in haar zak en geeft de vrienden elk € 1,- terug.
Dit betekent dat de vrienden nu elk € 9,- betaald hebben; een totaal van € 27,-.
Het kamermeisje heeft € 2,- in haar zak, samen is dit € 29,-.

Waar is die ene euro gebleven ?

Zet je antwoorden bij de reacties. Om het niet voor iedereen te verklappen publiceren we de reacties uiteraard nog niet deze week.

Gevonden bij zomaarwat.tk

Tegen beter weten in

Op ‘t lyceum zat ik jarenlang gevangen
als een vreemde vage vogel in de klas,
van elk meisje kreeg ik wilde toekomstdromen,
want na het eindexamen begon het leven pas.

En al liep ik later eenzaam vele blauwtjes,
ergens op een koude kamer in de stad,
ik wist zeker: morgen zou het echt beginnen,
het grootse leven, dat ik voor me had.

Want van vroeger was vandaag altijd het einde,
van iets beters en iets nieuws steeds het begin
en daar bleef ik in geloven,
tegen beter weten in.

Lennaert Nijgh, Tegen beter weten in

Op mijn ritme

Ik heb een lange weg afgelegd en nog steeds ben ik op weg.

Af en toe mocht ik weleens steuntje ontvangen.
Hier en daar wat goede raad.
Nu en dan wat proviand.

Maar geloof me maar,
ik begin te verlangen naar een plaats waar ik mag thuiskomen.
Waar mensen mij graag verwelkomen.

Naar een hart van iemand dat op mijn ritme klopt.